Juridisch kader
In 2017 werd een koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité van het Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering overeenkomsten kan sluiten voor de financiering van pilootprojecten voor geïntegreerde zorg gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 augustus. Een begeleidende nota geeft toelichting bij de bepalingen van dit koninklijk besluit.
Er werden ondertussen twee wijzigingen aangebracht aan het KB. De eerste wijziging in 2019 (gewijzigd op 07-10-2019) met betrekking tot de vervanging van het systeem van budgetgarantie voor innovatieve acties (vervangen door een eenmalig forfait van 208.333 euro toegekend per project in 2019) en de tweede wijziging in 2021 (gewijzigd op 07-06-2021) met vermelding van de stopzetting van het systeem van budgetgarantie en een verlenging van de uitvoeringsfase van de pilootprojecten met een bijkomend jaar tot 31 december 2022.
De 12 pilootprojecten geïntegreerde zorg tekenden een overeenkomst die de uitvoeringsregels voor de projecten bepaalt, zoals vermeld in het KB. Van de bijlagen waarin de overeenkomst voorziet, bevat bijlage 7 een lijst met acties die in het kader van de pilootprojecten werden uitgewerkt en waarvoor een financiële tegemoetkoming van het RIZIV wordt voorzien.
Elk jaar van de uitvoeringsfase (2018-2022) dienen de pilootprojecten een jaarrapport in dat zowel de projecten zelf als de overheden in staat stellen de acties op te volgen en te evalueren of ze vooruitgang boeken ten opzichte van de doelstellingen. Zo niet, dan wordt er actie ondernomen om het locoregionaal actieplan of de bepalingen in de bijlagen bij de overeenkomst bij te sturen.
In 2017 werd een permanente werkgroep opgericht om toezicht te houden op de overeenkomsten tussen de pilootprojecten en het Verzekeringscomité. Deze groep bestaat uit door het Verzekeringscomité benoemde leden, vertegenwoordigers van de administraties van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid, maar ook uit door LUSS en VPP benoemde vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen, alsook vertegenwoordigers van de administraties van de deelstaten en het Intermutualistisch Agentschap (IMA).