Evaluatie

Zoals vermeld in het Gemeenschappelijk plan voor chronisch zieken 'Geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid' (zie rubriek Documentatie op deze website) dat in 2015 werd goedgekeurd door de Interministeriële Conferentie, wordt bij actielijn 2 voorzien in wetenschappelijke ondersteuning voor het identificeren, ontwikkelen en invoeren van goede praktijken.

De evaluatie van de pilootprojecten in de uitvoeringsfase bestaat uit twee onderdelen:

  • externe evaluatie (wetenschappelijk team)
  • interne evaluatie of zelfevaluatie (pilootprojecten)

Externe evaluatie:

Het doel van de externe evaluatie is het verkrijgen van een overzicht van alle projecten en na te gaan in welke mate de doelstellingen uit het plan werden behaald. Die evaluatie moet worden uitgevoerd op basis van performantie-indicatoren gedefinieerd volgens de Quintuple Aim-principes en de ontwikkeling van de verschillende componenten van geïntegreerde zorg.

Die taak werd gedelegeerd aan een wetenschappelijk team dat de nodige informatie moest verzamelen om de externe evaluatie van de projecten uit te voeren.

In 2016 werd na een openbare aanbesteding een overeenkomst gesloten met het interuniversitair consortium FAITH.be (samenwerkingsverband van 6 universiteiten: UCL, ULG, KUL, VUB, UAntwerpen, UGent). Het consortium werd belast met de wetenschappelijke evaluatie en de begeleiding van de zelfevaluatie door de pilootprojecten geïntegreerde zorg. Het Verzekeringscomité van het RIZIV heeft het 'Protocol voor de wetenschappelijke ondersteuning en evaluatie van de pilootprojecten voor geïntegreerde zorg voor chronisch zieken in België' goedgekeurd op 24 april 2017.

De opdracht van FAITH.be kwam ten einde in juni 2020. Niet alle doelstellingen inzake evaluatie werden gerealiseerd, mede gezien de complexiteit van het veranderingsproces dat met de pilootprojecten wordt beoogd. Een eindverslag met de aanbevelingen van het begeleidingscomité van FAITH werd voorgesteld aan het Verzekeringscomité op 11 december 2020.

In het kader van de evaluatie van de geïntegreerde zorg in België en op verzoek van het kabinet van federaal minister van Volksgezondheid, dhr. Frank Vandenbroucke, heeft het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg - KCE een studie uitgevoerd met als doel de evaluatie van de huidige maturiteit van de geïntegreerde zorg in België. Dit moet resulteren in concrete actiepunten ter ondersteuning van de ontwikkeling van de geïntegreerde zorg, ongeacht het beleid dat zal worden ingevoerd door de deelstaten.

 

Deze studie heeft een participatieve insteek door het betrekken van de diverse stakeholders zoals vertegenwoordigende organisaties van zorgverleners, ziekenhuizen, thuiszorg, ziekenfondsen, gezondheidsoverheden, stakeholders actief in de sector van de preventie en gezondheidspromotie en de sociale sector, maar ook wie betrokken is bij de invoering van de geïntegreerde zorg. 

De methodologie van de studie kunt u nalezen op de website van het KCE (link is external) en de resultaten ervan zullen eind 2022 beschikbaar zijn. 

 

Interne evaluatie:

Kwaliteitscultuur

Het doel is binnen de projecten in een bepaalde regio een kwaliteitscultuur te ontwikkelen door gemeenschappelijke waarden, praktijken en modelprocedures tot stand te brengen die erop gericht zijn de zorg voor de burger voortdurend te verbeteren. Dit gaat dus verder dan enkel het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. De kwaliteitscultuur moet zowel in de acties als in het dagelijks en algemeen beheer van het project worden geïntegreerd om een mentaliteitsverandering teweeg te brengen die door iedereen wordt gedragen (zorgverleners op het terrein, verzorgers, patiënten, mantelzorgers, enz.).

In die zin voert het project een zelfevaluatie uit om na te gaan of de uitgevoerde innovatieve acties in overeenstemming zijn met de vooropgestelde doelen, om zo nodig het actieplan of de in de overeenkomst opgenomen bepalingen aan te passen.

De interne evaluatie verwijst naar de zelfevaluatie van de initiatieven die de pilootprojecten uitvoeren.

De projecten dienen de ontwikkeling van hun initiatieven regelmatig te evalueren/analyseren, in de vorm van een zelfevaluatie, die hen in staat stelt na te gaan of de uitgevoerde innovatieve acties beantwoorden aan de vooropgestelde doelstellingen. Indien nodig nemen ze initiatief om hun locoregionale actieplan of de in de bijlagen bij de overeenkomst opgenomen bepalingen bij te stellen. De resultaten worden bekendgemaakt in het jaarrapport.

Ter ondersteuning van die zelfevaluatie ontvangen de projecten gegevens en informatie van het IMA.